Robert Jacobsen

(1912-1993)

Vóór de Tweede Wereldoorlog werkte Jacobsen in hout en steen. Nadat hij zich in 1947 in Parijs vestigde, vervolgde hij de voór de oorlog door de Spanjaard Gonzalez ingeslagen weg met het lassen van abstracte staalconstructies waarin lijnen en vormen met elkaar in evenwicht gebracht werden tot een ritmische eenheid. Vanwege zijn grote oorspronkelijkheid zou Jacobsen grote invloed uitoefenen op Anthony Caro, de bekende Britse abstract werkende beeldhouwer en fakkeldrager van Henry Moore, en daarmee op de naoorlogse geschiedenis van het moderne sculptuur.

Vanwege zijn vriendschap met Mortensen en Jorn wordt Jacobsen niet geheel terecht met «CoBrA» in verband gebracht. Hij hoorde formeel tot de abstract werkende groep kunstenaars rondom de befaamde Parijse galeriehoudster Denise René, die later ook de «Op-Art» van Vasarely groot zou maken. In 1955, nadat hij al grote internationale bekendheid had verworven, eerde het Amsterdamse Stedelijk Museum hem met een schitterende overzichtstentoonstelling.

Zijn oeuvre is in twee soorten genres te onderscheiden: enerzijds de in «vrije tijd» gemaakte figuratieve poppen en de meer beladen abstracte constructies. Omdat hij deze structuren vaak zwart verfde, lijken ze op ruimtelijke tekeningen. Vanaf de jaren ’60 wordt zijn werk strakker, compacter en in grotere aantallen vervaardigd. De meeste relevante internationale musea voor moderne kunst bezitten vroeg werk van Jacobsen.