Leo Gestel

(1881-1941)

Kreeg de eerste lessen van zijn vader W. Gestel (1853-1952) en vervolgde daarna zijn opleiding, van 1900 tot 1903, aan de Rijksnormaalschool en Rijksacademie te Amsterdam. Onder zijn vrienden had Gestel de bijnaam «Leonardo» omdat hij zo goed kon tekenen. Ontegenzeglijk waren Gestel en Toorop de beste tekenaars van hun tijd, op de voet gevolgd door Piet van der Hem. Na zijn opleiding reisde Gestel veel door Europa. Zijn interpretatie van het Kubisme tussen 1913-1920 gaf een belangrijke impuls voor de doorbraak van de moderne kunst in Nederland. Samen met Jan Sluijters behoorde hij tot de belangrijkste vernieuwers in Nederland. Hij was tevens een leidend figuur van de Bergense school. Zijn fijnzinnig gevoel voor kleur, ritme en kleurverdeling geven zijn werken een unieke hoogstaande uitstraling. Hij is één van de belangrijkste vooroorlogse Nederlandse schilders en een kundig adviseur van grote verzamelaars van moderne kunst, zoals zijn tijdgenoot Regnault, grondlegger van het Stedelijk Museum in Amsterdam.